Introductie
Op de hoek van de straat, in een klein, welgesteld dorp, aan het einde van de winkelstraat en tegenover het bos, stond Het Grote Witte Huis. Het was een mooi, ruim huis met een tuin die helemaal om het huis liep. De bewoners van het dorp waren gesteld op hun eigen manier van doen, het bos waar ze graag gingen wandelen met hun hond, het Grand Café wat nogal klein was en de boetiekjes waar ze alpaca-wollen-truien verkochten. Het grote witte huis paste perfect in het plaatje.
Althans, dat was vroeger. Het Grote Witte Huis was nu een groepsopvang geworden voor kinderen. Het waren geen alledaagse kinderen. Skelters sjeezden in moordend tempo om het huis. Elke dag was er minstens eentje boos. Sommige kinderen sprongen wel 45 minuten non-stop op de trampoline en er leek geen volumeregelaar op te zitten. Er werd veel afkeurend gekeken in de buurt van Het Grote Witte Huis en gefluisterd in de boetiekjes en het Grand Café wat nogal klein was.
De Groep had allerlei kamers, ingericht op de kinderen. Er waren drie verdiepingen. Beneden was een grote, ruime woonkamer met keuken en openslaande deuren naar de tuin. In de woonkamer stonden twee tafels; groep groen en groep blauw. Groep blauw had blauwe stoelen en groep groen had zwarte stoelen. Hier werd pauze gehouden, geluncht, gecomputerd, film gekeken, piano gespeeld, en nog veel meer. Er was een grote kist met Donald Duckjes en een kleinere kist met verkleedspullen.
In de gang, rechtsachter de voordeur zat de voorraadkast waar allerlei eten stond en een zeer goede verstopplek was. Niet in de laatste plaats, omdat je daar met een beetje geluk snoep kon pikken. Ook begeleiders waren daar met regelmaat te vinden.
Naast de voorraadkast was de wc voor de kinderen. Het stonk er altijd en sommige kinderen waren bang voor de wc. Niet geheel onterecht, want het was een ongure plek.
Voorbij de kinder wc aan was aan de linkerkant de Lounge. Hier werd met name gelounged als kinderen boos waren. Dan konden ze daar tot rust komen. Men had bedacht om in de Lounge het kastje van de verwarming op te hangen. Het kastje was van glas. Wat er met het kastje gebeurde was altijd een indicatie voor de ernst van de situatie.
Aan de muur tegenover de voordeur was de kapstop voor de kinderen. Rechtsaf de gang in was rechtdoor de badkamer voor de begeleiders, links de deur naar de woonkamer met daar tegenover de trap naar de eerste verdieping.
Vroeger was de groep een tehuis voor mensen in een rolstoel. Dit was nog te zien aan de zware deuren die automatisch dichtvielen, crisis touwtjes in de badkamers en metalen platen tegen de onderkant van de deuren. Op de eerste verdieping heerste dan ook een donkere sfeer, wat best spannend was. Deze verdieping had 5 kamers en een badkamer. De creakamer, de spelkamer, drie slaapkamers met stapelbedden waarvan een met een playstation waar de hele dag FIFA op werd gespeeld.
Helemaal boven op zolder was een slaapkamer met stapelbedden, een donkere hoek met allerlei rommel en het Kantoor. Hier zaten de Zorgcoordinatoren. De zorgco’s kwamen zo nu en dan naar beneden om te lunchen, koffie te drinken of FIFA te spelen. De begeleiders kwamen zo nu en dan naar boven om te overleggen of te ontsnappen. De kinderen sprintten om de haverklap van boven naar beneden om plaatjes te printen, te verstoppen voor begeleiders of gewoon, zonder enige aanleiding.
Het Grote Witte Huis was niet zomaar een huis. Hieronder een greep uit de dagelijkse avonturen.

Chocopasta melk
Patrick hield van chocopasta. Chocopasta melk. Dat vond hij ‘genieten’. De begeleiders stelden wel eens voor om iets anders te eten, maar dat wilde Patrick niet. Vroeger at hij maar 1 boterham. Zijn doel werd: het eten van twee boterhammen.
Na een jaar was het zover. Patrick at nu twee boterhammen met chocopasta. Gaandeweg ontdekte hij dat hij in plaats van de boterhammen een voor een te smeren en op te eten, ook een dubbele boterham kon maken. Hij vond zichzelf een ‘bofkont’ dat hij dit ontdekt had.
Op een middag besloten de begeleiders dat hij wel eens iets anders op zijn brood kon proberen. Zoals hagelslag of pindakaas. Hier deed Patrick niet aan mee. Diezelfde middag vonden de begeleiders dat Patrick misschien kon proberen zelf zijn peer te schillen. Dit durfde hij wel aan, maar het ging niet van harte en zeker niet soepel.
Patrick hield van knikkers. Hij kiepte dan de knikker doos leeg in de wasbak, zette het water aan en begon met zijn hand de knikkers rond te draaien. Een vreselijke herrie, maar Patrick werd er blij van. Hij heeft ze eens geteld. Het waren er 935.
Patrick hield ook van het race spel op de playstation. Laatst deed het spel het niet en heeft hij 10 minuten met zijn gezicht tegen de muur staan huilen. Dat was de eerste keer dat iemand Patrick zag huilen.
Patrick heeft een hoop geleerd. Hij speelt nu graag mee met een potje voetbal en staat dan het liefst in het doel. Ook doet hij nu vaak mee met verstoppertje en vindt zichzelf ook dan een grote bofkont. Hij schilt zijn peer in hoger tempo en met meer overtuiging. Hij eet nog steeds maar twee boterhammen. Met chocopasta. Wel eet hij nu ook chocopasta puur. Sporadisch. En meestal op suggestie van de begeleiders.
Soms haalden de begeleiders grapjes uit met de kinderen.
In de woonkamer stonden twee kisten; links een kleine kist met verkleed spullen en rechts een grote kist met Donald Duckjes. Patrick verstopte zich graag in de grote kist vlak voordat zijn moeder hem kwam halen. Iedereen riep theatraal dat Patrick kwijt was en dan hoorde je gesmoord gegiechel uit de grote kist.
Vandaag besloten de begeleiders om de kisten om te draaien; de kleine kist met verkleed spullen stond nu rechts en de grote kist met Duckjes stond nu links. Het moment dat Patrick werd opgehaald was bijna daar. Alle begeleiders zaten in een rijtje op de bank van de eettafel te wachten tot Patrick zich zou gaan verstoppen.
Voetstappen op de trap. Deur open. Daar stond Patrick, helemaal blij dat het weer zover was om zich te verstoppen.
Hij stond stil, keek naar de kisten. Error.
Het was doodstil in de kamer. Patrick’s ogen gingen van links naar rechts van rechts naar links. De begeleiders wachtten af met ingehouden adem.
Het begon wel lang te duren. Iemand fluisterde: ‘Patrick, snel, je moeder komt eraan.’
Het was alsof Patrick wakker werd. Hij keek ons vaag aan en besloot toen maar in de grote kist met de Duckjes te stappen, die nu links stond in plaats van rechts.
Gejuich van de begeleiders.
Begeleider Esmee vertelde moeder hoe het die dag ging en dat we een grapje met Patrick hadden uitgehaald. Ze vertelde hoe knap het was van Patrick dat hij zich zo snel aan de ‘kisten-situatie’ had aangepast. Patrick stond er trots bij en legde aan zijn moeder uit: ‘Het was een grap! Dat doe je wel eens als je elkaar aardig vindt. Dan haal je grapjes met elkaar uit. En ik ging gewoon in de kist zitten!’ Patrick glunderde helemaal. Echt een bofkont.

Bloemetjes en bijtjes
Rahim gooide de deur naar de woonkamer open.
‘VAGINAAAAA!!’
8 Jaar en een enorme stuiterbal.
Rahim gooide de deur weer dicht. Op de gang ging het gebrul verder.
Iedereen keek elkaar verbijsterd aan.
Even later zat ik samen met Rahim en Zorgco Rob in de Lounge. Rahim had het al de hele ochtend over seks, neuken en geslachtsorganen. Laten we er dan maar over praten.
‘Maar wat is seks dan?’ vraag ik aan Rahim.
Rahim kijkt me verrukt aan.
‘Dat is… als je… zeg dan!’
‘Nou later als je groot bent en je houdt erg veel van iemand dan wil je zo dicht mogelijk bij iemand komen. En dat kan ook met je kleren uit. Dan kom je heel dichtbij elkaar en dat is heel erg fijn.’
‘Getver!’
‘Ja, maar later als je groot bent kan dat heel lekker zijn.’
‘Nee!’ roept hij ongelovig.
‘Jawel.’
‘Maar… wie weet dat dan allemaal?’
‘Nou, best wel veel mensen,’ zei Zorgco Rob.
‘Niet!’ zei hij weer ongelovig.
Zorgco Rob en ik knikten serieus.
Rahim keek naar Zorgco Rob, naar mij, naar Zorgco Rob, naar mij.
‘Ik vraag het aan mama hoor!’ riep hij triomfantelijk.
‘Dat is een goed idee, doen we dat gelijk vanmiddag als ze je komt halen.’
‘Nee!’ zei hij boos en sprong op. ‘Als je dat doet dan sla ik je in elkaar!’
‘Nou, dat is niet nodig denk ik. Mama vindt het echt niet erg als we hierover praten.’
‘Echt wel en dan mag ik niet meer gamen!’
‘Ik weet zeker dat mama niet boos wordt en het niet raar vindt.’
Rahim keek nog steeds boos en twijfelde of hij zou gaan zitten of klappen moest uitdelen.
‘Zullen we nu buiten gaan spelen?’ vroeg ik.
‘Ja!’ Rahim sprong in de lucht en sjeesde naar buiten. ‘Joepieeee!’
Zorgco Rob en ik keken elkaar aan.
Een seconde later was hij alweer terug. ‘Kom je nog?’

Maar… is autisme dan niet besmettelijk?
Thijs werd zoals gewoonlijk opgehaald van school om 11.35. Zoals gewoonlijk zat hij in het ophaalbusje op de tweede rij en middelste stoel. Er moest drie keer gevraagd worden of hij zijn gordel om wilde doen. Onderweg zag hij wilde dieren en waarschuwde voor Godzilla op het gebouw van de Unilever. Ik moest hem drie keer vertellen dat Godzilla niet gevaarlijk was. Aangekomen op de groep moest er drie keer worden gezegd dat we er waren en of hij wilde uitstappen. Hij maakte een aantal sprongetjes in de tuin, mompelde wat in zichzelf, hing zijn jas op en ging op het kleed met de k’nex spelen. Hij bouwde graag ‘wolverine-claws’ waar hij anderen mee achterna zat. Daarna ging hij Donald Duckjes lezen, totdat we gingen lunchen. Die dag waren er twee jongens van de middelbare school aanwezig die stage liepen op de groepsopvang. Dat was anders dan anders.
Toen het tijd was om aan tafel te gaan wilde Thijs niet. Hij weigerde. Dat deed hij anders nooit. Omdat hij zo graag at, schrokte en smakte en er geen limiet zat aan hoeveel hij naar binnen kon werken, had Thijs zelfs Pokémon-afspraken over tafelmanieren. Pikachu eet immers ook met mes en vork.
Ik was verbaasd.
‘Waarom wil je dan niet aan tafel?’
‘Nee! Ik ga niet aan tafel. Je kunt me niet dwingen!’
Ik probeerde nog wat te overtuigen, maar tevergeefs. Ik trok hem overeind van de bank en Thijs liet zich achterover tegen me aan vallen. Dit deed hij vaker en moest dan lachen. Ik sloeg mijn armen om hem heen en schoof hem over de vloer vooruit. Hoewel Thijs het nog steeds grappig vond, was hij ook bijzonder serieus en boos, want hij ging echt niet aan tafel eten.
Het geschreeuw trok de nodige aandacht van alle aanwezigen, dus ik schoof Thijs de woonkamer uit en de Lounge in. Daar aangekomen ging hij doodleuk een Donald Duckje zitten lezen op de bank. Alsof de kwestie ‘aan tafel eten’ daarmee was afgedaan. Perfect tevreden.
Ik ging op mn knieën voor hem zitten en trok het Donald Duckje weg. Daarop keek hij me boos aan.
‘Je bent een spelbederver!’
‘Luister, vertel nou eens waarom je niet aan tafel wil eten. Dan begrijp ik het beter.’
‘Straks zijn ze besmettelijk.’
‘Wie zijn besmettelijk?’
‘Die jongens.’
Ik vertelde wie het waren, wat ze kwamen doen, dat ze heel aardig zijn en echt niet besmettelijk.
‘En wat als ik hen besmet?’
‘Maar je bent toch niet ziek? Waarmee zou je ze dan besmetten?’
‘Met m’n autisme.’
Toen duidelijk was dat autisme geen ziekte is en niet besmettelijk, liep hij mee naar tafel om te gaan lunchen.